18177 |
ondermuts |
ondermuts:
eigen spellingsysteem
óngermötsj (Q020p Sittard),
idiosyncr.
òngermöts (Q020p Sittard)
|
mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)]
III-1-3
|
25509 |
onderoven |
onderoven:
ōŋǝrǭvǝ (Q020p Sittard)
|
De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.]
II-1
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
òngerrok (Q020p Sittard),
schurket:
sjörket (Q020p Sittard)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29700 |
onderschuiver |
insteker:
enštē̜.kǝr (Q020p Sittard)
|
Arbeider die de vormbakken onder de vormbakpers schoof. [monogr.]
II-8
|
33065 |
onderste band van de schoof |
onderste band:
øŋǝštǝ [band] (Q020p Sittard)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22a]
I-4
|
31712 |
onderste handvat |
onderste gewerf:
onderste gewerf (Q020p Sittard)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
21282 |
onderwijzer |
meester:
meister (Q020p Sittard),
onderwijzer:
ongerwiezer (Q020p Sittard)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
meesteres:
meisteres (Q020p Sittard)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33980 |
onderzadel |
onderzadel:
oŋǝrzāl (Q020p Sittard)
|
Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b]
I-10
|
21719 |
onderzoek |
onderzoek:
ongerzuik (Q020p Sittard)
|
alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|