33569 |
peulerwten |
peulerwten:
ideosyncr.
peulerwte (Q020p Sittard),
schaalerwten:
ideosyncr.
schjaalerwt (Q020p Sittard)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
bonen keveren:
boone keēvere (Q020p Sittard),
ranken:
rengen (Q020p Sittard),
rènge (Q020p Sittard),
van draden of vezels ontdoen
rénge (Q020p Sittard)
|
afhalen van bonen etc. || boonen afhalen [SGV (1914)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
erwten uitdoen:
vermoedelijk werkwoord
erte oetdoon (Q020p Sittard),
keveren:
kevere (Q020p Sittard),
keveren (Q020p Sittard),
De boone en erte keevere: de bonen en erwten doppen
keevere (Q020p Sittard),
pellen:
pelle (Q020p Sittard)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || doppen || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20572 |
peuzelen |
gaffelen:
gaffele (Q020p Sittard),
peuzelen:
peuzele (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
peuzələ (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25420 |
pezen |
pezen:
pēzǝ (Q020p Sittard)
|
[N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.]
II-1
|
21734 |
pezerik |
pezerik:
pezerik (Q020p Sittard),
pēzǝrek (Q020p Sittard),
pēzǝrǝk (Q020p Sittard)
|
De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] || De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] || harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)]
II-1, II-12, III-3-1
|
23172 |
piano |
commode (fr.):
Zie ook: kómmoot [pag. 190: kómmoot, Fr. commode, latafel, kast].
keͅmoot (Q020p Sittard),
piano:
piejaano (Q020p Sittard),
Karte 244.
pi`jāno} m. (Q020p Sittard)
|
Klavier. || Piano.
III-3-2
|
23174 |
piano spelen |
het commode (fr.) kietelen:
`t kommood keutele (Q020p Sittard)
|
Piano spelen.
III-3-2
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
prakkezeiere (Q020p Sittard),
prakkezeieren (Q020p Sittard)
|
over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] || piekeren
III-1-4
|
24224 |
piepen |
piepen:
pīpǝ (Q020p Sittard),
sjierpen:
sjirpə (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] || Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12, III-4-1
|