e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulerwten peulerwten: ideosyncr.  peulerwte (Sittard), schaalerwten: ideosyncr.  schjaalerwt (Sittard) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen bonen keveren: boone keēvere (Sittard), ranken: rengen (Sittard), rènge (Sittard), van draden of vezels ontdoen  rénge (Sittard) afhalen van bonen etc. || boonen afhalen [SGV (1914)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen erwten uitdoen: vermoedelijk werkwoord  erte oetdoon (Sittard), keveren: kevere (Sittard), keveren (Sittard), De boone en erte keevere: de bonen en erwten doppen  keevere (Sittard), pellen: pelle (Sittard) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || doppen || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
peuzelen gaffelen: gaffele (Sittard), peuzelen: peuzele (Sittard, ... ), peuzələ (Sittard, ... ) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
pezen pezen: pēzǝ (Sittard) [N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.] II-1
pezerik pezerik: pezerik (Sittard), pēzǝrek (Sittard), pēzǝrǝk (Sittard) De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] || De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] || harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)] II-1, II-12, III-3-1
piano commode (fr.): Zie ook: kómmoot [pag. 190: kómmoot, Fr. commode, latafel, kast].  keͅmoot (Sittard), piano: piejaano (Sittard), Karte 244.  pi`jāno} m. (Sittard) Klavier. || Piano. III-3-2
piano spelen het commode (fr.) kietelen: `t kommood keutele (Sittard) Piano spelen. III-3-2
piekeren prakkiseren: prakkezeiere (Sittard), prakkezeieren (Sittard) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] || piekeren III-1-4
piepen piepen: pīpǝ (Sittard), sjierpen: sjirpə (Sittard, ... ) een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)] || Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12, III-4-1