e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
potkachel potstoof: poͅtštoͅu̯f (Sittard), bestaande uit gegoten ijzeren pot met aftilbaar deksel en staande op drie poten  potsjtouf (Sittard) potkachel III-2-1
potlood potlood: pótlood (Sittard) een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)] III-3-1
potten? potten: potte (Sittard) op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken] [N 89 (1982)] III-3-1
pottenbakker uilewapper: ūlǝwapǝr (Sittard  [(ook de scheldnaam voor de inwoners van Brunssum en Krawinkel-Geleen)]  ) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
pottenkoopman uilenkremer: ȳ.lǝkrē.mǝr (Sittard) Pottenkruier; koopman in aardewerk die met zijn handelswaar op een kruiwagen het land rondtrok. [monogr.] II-8
poule poule (fr.): poel (Sittard) Inzet duivenwedvluchten, Fr. poule. III-3-2
poule add. poulen (<fr.): poele (Sittard) Geld inzetten voor wedvluchten met duiven. III-3-2
praam praam: prām (Sittard) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
praatje praatje: präötje (Sittard) een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)] III-3-1
pralerij hovaard: hoovaart (Sittard), kaskenades: kaskenade⁄s (Sittard) een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || pronkzucht III-1-4