e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechtstaande oren ezelsoren: aezelsoore (Sittard), hazenoortjes: hazeeurkes (Sittard) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtsvoor rechtsbuiten: rechtsboete (Sittard) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
rechtvaardig recht: met een punt op de e  rech (Sittard), rechtvaardig: rechtvaerdig (Sittard) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] || rechtvaardig III-1-4
redingote? redingote (fr.): [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]  riddingot (Sittard), geklede jas  redingote (Sittard) Fr. redingote, geklede jas of damesmantel || riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
reeks, rij rij: rie (Sittard), riej (Sittard, ... ), rīē (Sittard), (subst.).  rei: (Sittard) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)], [ZND 19A (1936)] III-4-4
reepje overschietend gras made-/maaibalk: (mv)  mai̯balkǝ (Sittard) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
regels richels: rexǝls (Sittard) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: raege (Sittard, ... ), raenge (Sittard), rege (Sittard), réégen (Sittard, ... ), rêge (Sittard) regen [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: eine reagenboag (Sittard), raege bāōg (Sittard), regenbaog (Sittard), rêgeboag (Sittard), (raengebäöch).  raengebaoch (Sittard) regenboog || regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje bui: Nb. verschillende woorden voor regenbui: sjoel, buuj.  buuj (Sittard), regenbui: ⁄n réégenbui (Sittard), schuiltje: schuulke (Sittard), zacht buitje: ei zach buuke (Sittard) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4