e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaden (ww.) schaden: sjaae (Sittard) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer scheem: sjeem (Sittard, ... ), sjeim (Sittard), sjééjm (Sittard), onjuist is: sjee:m  sjei:m (Sittard) (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw [DC 42B (1967)], [SGV (1914)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaft koffietijd: kǫfitī̄t (Sittard) Werkpauze van de arbeiders in de steen- en pannenbakkerijen om de maaltijd te gebruiken. [N 98, 10; monogr.] II-8
schaften schaften: sjafte (Sittard, ... ) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd noen: noͅun (Sittard), schafttijd: sjaftied (Sittard) schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjanj (Sittard, ... ) schande [SGV (1914)] III-1-4, III-3-3
schandmei schandmei: Wordt nu wel eens vervangen door een bordje met een raak opschrift, op een duidelijk zichtbare plek opgesteld.  sjanjtmei (Sittard) Mei, geplaatst op een slecht onderhouden stuk land. III-3-2
schapenvet schaapsvet: sjaopsvèt (Sittard), schapenvet: schaopevet (Sittard), sjaopevet (Sittard), sjaòpevet (Sittard) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: sxǭǝps[stal] (Sittard) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharnierbeitel fitsenijzer: fetsǝnīzǝr (Sittard) Hakbeitel waarvan heft en blad uit één stuk staal gesmeed zijn. Het beitelblad heeft aan de voorkant een zeer smalle, schuingeslepen zijde. De beitel wordt gebruikt voor het aanbrengen van smalle sleuven en gaten en vaak ook voor het inhakken van de sleuven voor scharnieren. Zie ook afb. 67. Een holte in een kozijn maken met behulp van de scharnierbeitel werd in Gronsveld (Q 193) infitsen (īnfetšǝ) genoemd. [N 53, 41-42; N G, 27b; monogr.] II-12