17870 |
slaan |
slaan:
bontj ɛn blāuw Xəsjlāgə (Q020p Sittard),
schlaon (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
schlaon dich oem de ore (Q020p Sittard),
sjloan (Q020p Sittard)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
17744 |
slaap |
slaap:
sjlaop (Q020p Sittard)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24818 |
slaapbol |
kollebloem:
kolleblomme (Q020p Sittard),
kollebloum (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
papaver || Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
19762 |
slaapkamer |
slaapkamer:
sjlaopkaamer (Q020p Sittard)
|
slaapkamer
III-2-1
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
sjlaopmötsj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
sjlaopmütsj (Q020p Sittard),
sjlāōpmötsj (Q020p Sittard),
slaopmútsj (Q020p Sittard),
sokkenzomerd:
NB zuime, zomen.
zökkezuimert (Q020p Sittard)
|
slaapmuts [N 23 (1964)] || slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33390 |
slaapplaats van de knecht bij het vee |
knechtekamertje:
knɛxtǝkē̜ ̞mǝrkǝ (Q020p Sittard)
|
De ruimte in de paarde- of, zij het minder gebruikelijk, koestal waar de knecht slaapt. Een aantal benamingen betreffen meer het bed van de knecht dan de ruimte waar dat bed staat. Enkele benamingen verwijzen naar een hoger gelegen ruimte of naar de zolder boven de paarde- of koestal waar de knecht dan slaapt. [N 5A, 13b, 34e, en 59f; A 7, 32; R 3, 59; monogr.]
I-6
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
slabbertje:
sjlebberke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
slebberke (Q020p Sittard),
zeverlapje:
zeiverlepke (Q020p Sittard)
|
slabbetje || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
25342 |
slachten |
geslacht:
gǝšlax (Q020p Sittard),
slachten:
šlaxtǝ (Q020p Sittard)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
25343 |
slachtklaar |
slachtrijp:
šlaxrīp (Q020p Sittard),
vetweider:
vɛtwɛjǝr (Q020p Sittard)
|
Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78]
II-1
|
34049 |
slachtrijp |
slachtrijp:
šlaxrīp (Q020p Sittard)
|
Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78]
I-11
|