24749 |
slangewortel |
slangentong:
idiosyncr.
sjlangetóng (Q020p Sittard)
|
Slangewortel (calla palustris een 15 tot 30 cm hoge plant. De bladeren zijn hartvormig; de bloemen groeien in een kolf, de plant is tweeslachtig, omgeven door een schutblad; de rode bessen van de plant zijn giftig. Bloeitijd in mei en juni (kalle, arons [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17553 |
slank |
slank:
sjlank (Q020p Sittard)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20647 |
slappe koffie |
breuzel:
breuzel (Q020p Sittard),
brozel (Q020p Sittard),
katjeswater:
ketjeswater (Q020p Sittard),
keulse:
kölschje (Q020p Sittard),
leuter:
leuter (Q020p Sittard),
merenzeik:
maerezeik (Q020p Sittard),
moekkefoek:
mókkefók (Q020p Sittard),
poolse:
of van chichorei
paolsje (Q020p Sittard),
slappe thijs:
sjlappen tis (Q020p Sittard),
slares:
sjlaares (Q020p Sittard),
spoelwater:
sjpuilwater (Q020p Sittard)
|
slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] || slappe of surrogaat koffie || slechte of te slappe koffie
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
loesjhoed:
lōsjhoud (Q020p Sittard),
lósjhoad (Q020p Sittard),
lósjhout (Q020p Sittard),
vilten hoed:
Sub viljt.
viljten hout (Q020p Sittard)
|
deukhoed met slappe rand || hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] || vilten hoed
III-1-3
|
32573 |
slecht bemesten |
uitmergelen:
ūtmerǝgǝlǝ (Q020p Sittard)
|
Het gebruik van weinig of geen mest of van mest van slechte kwaliteit heeft tot gevolg dat de opbrengst gering is en de grond uiteindelijk uitgeput raakt. Een gevolg hiervan is weer dat het bedrijf er op achteruit gaat. Als redenen voor slechte bemesting kunnen genoemd worden: armoede, gierigheid of ondeskundigheid. [N 11, 26; N 11A, 31; JG 1b add.]
I-1
|
25216 |
slecht dragend ijs |
daar is nog geen balk onder het ijs:
dao is nog geine balk ònger ⁄t ies (Q020p Sittard),
kwak:
kwàk (Q020p Sittard)
|
slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫphęŋs (Q020p Sittard)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
filou (fr.):
eine veloe (Q020p Sittard),
mormeldier:
mórmeldeier (Q020p Sittard),
schind-aas:
sjninoas (Q020p Sittard)
|
galgenaas [SGV (1914)] || iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] || slecht mens
III-1-4
|
33815 |
slecht paard |
schindmeer:
šenmē̜r (Q020p Sittard)
|
Er is weinig betekenisverschil met het vorige lemma. In vraag 62j werd het woord schend(meer) gesuggereerd. Dit is dan ook dominant, terwijl de overige antwoorden meestal ook in een ander lemma ondergebracht kunnen worden. [N 8, 62j]
I-9
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
hondenweer:
hònjewaer (Q020p Sittard),
hondsweer:
honjswaer (Q020p Sittard),
honschwaer (Q020p Sittard),
hòndjs⁄waer (Q020p Sittard),
hòndsjwaer (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
hònsjwaer (Q020p Sittard),
hóndjswae:r (Q020p Sittard),
hóndjswaer (Q020p Sittard),
hóndswae‧r (Q020p Sittard),
nut (weer):
nöt waer (Q020p Sittard),
om geen hond uit te jagen:
òm geinen hòndj oet te jage (Q020p Sittard),
regenweer:
raengewaer (Q020p Sittard),
schouw (weer):
sjoew waer (Q020p Sittard),
sjoew wéér (Q020p Sittard),
sjōēw wéér (Q020p Sittard),
schrouw (weer):
sjrauw waer (Q020p Sittard),
slecht (weer):
sjlég waer (Q020p Sittard),
te slecht om een hond naar buiten te schikken:
te sjlech òm eine hòndj nâô boete te sjikke (Q020p Sittard),
zouwweer:
zauw wéér (Q020p Sittard)
|
regenweer || ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)]
III-4-4
|