e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sliepuit sliepuit: sjliep oet (Sittard, ... ), sjliep oet! (Sittard), sjliepoet (Sittard), sjlie‧p oe‧t (Sittard, ... ), slie‧p oet (Sittard), slie‧poe‧t (Sittard), Dit wordt meestal gezegd bij kleine kinderen die een pruillip trekken.  sliepoet (Sittard), Gaat gepaard met een slijpende beweging van den rechter wijsvinger over den linker, tot teeken dat de toegesprokene niet krijgt wat hij verlangt (sliep, sliep, dat krijgt ge niet), ook gebezigd als men na iemand bedot te hebben hem uitlacht. [Sub aanvullingen no. 4]  meurke sjrabbe, sjliep oet (Sittard), sliepuit, sliepuit: sjliep oet, sjliep oet (Sittard), sliepoet, sliepoet (Sittard), sliepuit, sliepuit, alle kinderen lachen dich uit: sjliep oet, sjliep oet, alle kenjer lagge dig oet (Sittard) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || Sliepuit! || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] || z. toel. III-3-2
slijkvanger drekvanger: drɛk˱vɛŋǝr (Sittard) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijm fluim: fluum (Sittard, ... ) Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] III-1-2
slijm bij de nageboorte slover: šlōvǝr (Sittard) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas slijm: šlīm (Sittard) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijpbus, hoorn koehoorn: kou̯hǭrǝ (Sittard), slijpbus: slīp˱bø̜s (Sittard), šlīp˱bø̜s (Sittard) Om goed te kunnen scherpen moet de wetsteen vochtig zijn. Daartoe droeg de maaier de wetsteen in een bakje of busje met water aan zijn riem of broekband. Soms werd hiertoe een stevige koehoorn gebruikt, waaraan een haakje was bevestigd. Soms ook plaatste men de bus of de hoorn met de punt in de grond. Waar het gebruik van de houten strekel en van de wetsteen niet (meer) onderscheiden is, wordt de slijpbus of hoorn (met vloeistof) die bij de wetsteen hoort, wel verward met het zandblok of de klomp (met zavel) die bij de strekel hoort. In de Belgische Kempen en in West-Haspengouw komt de slijpbus niet voor. Zie afbeelding 9, nummer 5. Zie ook het volgende lemma voor de inhoud van de slijpbus. [N 18, 81; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16II; monogr.] I-3
slijpsteen slijpsteen: šlipštęjn (Sittard), šlī.pštęj.n (Sittard) De ronde steen die om een as in een draaiende beweging wordt gebracht met behulp van een zwengel. Hij dient voor het slijpen van onder meer beitelbladen. Zie ook afb. 71. Vroeger hing de steen voor de helft in een bak met water en werd hij handmatig voortbewogen. Als slijpsteen werden natuurlijke steensoorten gebruikt. Tegenwoordig wordt vooral gewerkt met elektrisch aangedreven slijpmachines waarin kunstmatig gevormde slijpstenen bevestigd kunnen worden. Zie ook het lemma ɛslijpsteenɛ in Wld II.11, pag. 76.' [N 53, 49a; monogr.] || Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1, II-12
slikken afslikken: ááfsjlikə (Sittard), kokken: käöke (Sittard), slikken: röpsje (Sittard), sjlikke (Sittard), sjlikkə (Sittard) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim gats: mar.: verder niet terug te vinden in deze betekenis  gats (Sittard), loos: loos (Sittard), slim: sjlum (Sittard, ... ), spits: sjpits (Sittard), tof: bargoens  tof (Sittard), viefig: fiffig (Sittard), zo slim wie een oude: (= erg bijdehand).  zo sjlum wie einen auwe (Sittard) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || schrander [SGV (1914)] || slim || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik gatse, een -: ’ne gatse (Sittard), loze, een -: cf. Schuermans p. 351 s.v. "loozerik", een looze, een valschaard  ’ne looze (Sittard), schlauberger (du.): sjlauberger (Sittard), slimmerik: sjlummerik (Sittard), viefkop: fifkop (Sittard), vieve, een -: eine viejve (Sittard) een slimmerik || een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] || slimmerd || slimmerd, leperd || slimmerik III-1-4