e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprenkelen sprinkelen: sjprinkele (Sittard) druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)] III-4-4
sprenkelen met de wijwaterkwast zengenen: zèngene (Sittard) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
springvloed springtij: sjpringtij (Sittard), spréngtĭĕ (Sittard) springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)] III-4-4
sprinkhaan sprinkhaan: sjprènkhane (Sittard), sjprénkaan (Sittard), sprenkhaan (Sittard) sprinkhaan [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: sjproetele (Sittard), sjprootele (Sittard), sjprotele (Sittard, ... ) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: hout raape (Sittard), zomeren: zeumere (Sittard) sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje sprookje: sjpreukske (Sittard) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
sprot sprot: haringachtig gerookt zeevisje, vroeger in bundeltjes van 12 stuks samengebonden met raffia  sjprot (Sittard) sprot III-2-3
spruiten spruiten: sjproete (Sittard, ... ), spruitenkool: sproete keul (Sittard), spruitjes: sjpruutjes (Sittard) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten spruiten: sjprōē’tə (Sittard), ideosyncr.  sjproete (Sittard), uitbotten: ideosyncr.  oetbotte (Sittard), uitlopen: ideosyncr.  outloupe (Sittard) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3