e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaten bleken: blē̜kǝ (Sittard) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauw oog blauw oog: blauw oug (Sittard) Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)] III-1-2
blauwborstje blauwborstje: blauwbörsjke (Sittard), blauwstaartje: blauwsjtertje (Sittard) blauwborst || blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe bosbes bosbes: boschbes (Sittard), verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  bosbes (Sittard), orbel: órbel (Sittard, ... ), örbul (Sittard), ùrbel (Sittard) bosbes || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)], [ZND 01 (1922)] || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reigel (Sittard), reígel (Sittard), zeldzaam: reegel  reiger (Sittard) reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe steen gevlamde: gǝvlamdǝ (Sittard) Baksteen die tijdens het bakken gerookt werd en dientengevolge een blauwe tint heeft. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛblauwstokenɛ in de paragraaf over de vervaardiging van dakpannen. Schuddinck (pag. 84) merkt over dit soort stenen op dat ze in een zgn. ɛblauwe ovenɛ worden gebakken. Men steekt daarbij groen elzehout in de stookgaten v√≥√≥r de oven afgekoeld is. De stenen blijven enkele dagen in de rook van het elzenhout en worden daardoor in- en uitwendig blauw. De invuller uit L 210 vermeldt dat rook niet van invloed is op de kleur steen, maar de kwaliteit of soort klei: rivierklei (kalkhoudend) bakt geel; bergklei (ijzerhoudend) bakt rood; bergklei waaronder vette klei (l√∂ss) is gemengd, bakt blauw.' [N 30, 52c] II-8
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: bromvleig (Sittard), madenschijter: ideosyncr. dikke bromvlieg  maajesjieter (Sittard, ... ), strontvlieg: sjtrónjtvleich (Sittard), sjtróntj’vleech (Sittard), ideosyncr.  sjtróntjvleich (Sittard) aasvlieg || bromvlieg [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2
blauwsel blauwsel: oorspronkelijk in de vorm van poeder en klontjes, later ook kleine zakjes  blèitsel (Sittard), blauwselpop: blèitselpóp (Sittard) blauwsel || blauwselpop III-2-1
blazen blazen: ideosyncr.  blaoze (Sittard) Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-2-1
bleek bleek: bleik (Sittard, ... ), bleik gezich (Sittard), hae is zoo bleik (Sittard) bleek [SGV (1914)] || bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] || hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2