e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bouillon bouillon: boeljóng (Sittard), vleesbroei: vleisjbrui (Sittard) bouillon || Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] III-2-3
bouwemmer houten tob: hǫwtǝ tǫp (Sittard), tob: tǫp (Sittard), zinken tob: zeŋkǝ tǫp (Sittard) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9
bouwland akker: akǝr (Sittard), akkerland: akǝrlanjtj (Sittard), bouwgrond: bugronjtj (Sittard), gewande: gǝwanj (Sittard), land: lanjtj (Sittard), veld: fɛltj (Sittard), vɛljtj (Sittard) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brak (Sittard) bouwval III-2-1
bouwvoor ploegvoor: plǫu̯x˲[voor] (Sittard) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovenbeen onderarmbeen: oŋǝrrǝmbē̜i̯n (Sittard) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9
bovendeel van de rug krommejak: bie vader kraòmejak zitte (Sittard), kraòmejak (Sittard), pokkel: oppe pòkkel zitte (Sittard), pòkkel (Sittard), schouders (mv.): schouwer (Sittard) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-1
boveneinde van de stam slieping ?: ideosyncr.  sjlieping (Sittard), top: töp (Sittard), ideosyncr.  top (Sittard) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovengrond ruim: rūm (Sittard) De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.] II-8
bovenkant van het brood korst: kōš (Sittard) [N 29, 54a; monogr.] II-1