e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenlicht overlicht: ø̜̄vǝrle̜jx (Sittard  [(meervoud: ø̜̄vǝrlęjxtǝr)]  ) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenlip bovenlip: baovelup (Sittard) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
bovenste handvat bovenste gewerf: bovenste gewerf (Sittard) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenstuk van een jurk basquine (fr.): baskin (Sittard, ... ), frontje: fruntje (Sittard), loshangend kazavekje: [sic; of toel.?]  loshangend kajevekske (Sittard) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] || lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
bovenstuk van een rijtuig imperiaal (<fr.): Van Dale: imperiaal (&lt;Fr.), II. zn., 1. zitgelegenheid boven op een auto- of omnibus, diligence enz.; - bak met lage rand, of een nekele rand of rekwerk op de kap van rijtuigen en motorvoertuigen, om daar koffers enz. te kunnen bergen.  imperiaal (Sittard) het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)] III-3-1
bovenverdieping bovenverdieping: bōͅvəvərdeͅi̯peŋ (Sittard) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
box looprek: lauprèk (Sittard) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadpan braadpan: braadpan (Sittard), braodpan (Sittard), braopan (Sittard), braōpan (Sittard), braadsketel: braodskaetel (Sittard), ijzeren ketel: geen ijzeren schotel  iezere kaetel (Sittard), kasserol: kasserol (Sittard), pan: geen ijzeren schotel  pan (Sittard), ijzeren braadpan  pan (Sittard) braad- of kookpan || Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: braodwoosj (Sittard), braotwoosj (Sittard), broatwoosch (Sittard, ... ), kort gebaet en ?n lang braotwoosj: een kort gebed en een goede maaltijd; korte voorbereiding voor een langdurig genot Ouch aan de langste braotwoosj kump ?n énj: aan alles komt een eind Mit ?n braotwoosj nao ?n sjénk werpe: een spiering uitgooien om een snoek te vangen  braotwoosj (Sittard), om te braden  braòdwoosj (Sittard) braadworst [N 06 (1960)], [ZND 21 (1936)] || worst [ZND 21 (1936)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Sittard, ... ), braef (Sittard), een braaf kendj (Sittard), ei braaf kèndj (Sittard), et keindj is braaf (Sittard), et keintj is braaf (Sittard), et ke͂ntj is braaf (Sittard), et kèndj is braaf (Sittard, ... ), ⁄t is e braaf kindj (Sittard), ⁄t keindj is braaf (Sittard) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4