19643 |
de was stijfselen |
stijven:
sjtīē:və (Q020p Sittard),
dew\'sj sjtieve: het gewassen goed met stijfsel behandelen De ónduich sjtieve, of sjteive: iemand tot kwaad aanzetten of erin steunen
sjtieve (Q020p Sittard)
|
stijven
III-2-1
|
19438 |
de was wringen |
uit laten lopen:
oet laate loupe (Q020p Sittard),
wringen:
vrenge (Q020p Sittard)
|
Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
beren:
bērǝ (Q020p Sittard)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
23470 |
de zondag inluiden |
de zondag inluiden:
de zondig inloeë (Q020p Sittard)
|
Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20232 |
de zuigeling in doeken wikkelen |
windelen:
winjele (Q020p Sittard)
|
in luiers wikkelen
III-2-2
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
decimeter (Q020p Sittard)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
deig (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
Deich traeë: deeg kneden door treden
deich (Q020p Sittard)
|
deeg [SGV (1914)] || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
25578 |
deeg afwegen |
afwagen:
āfwǭ.gǝ (Q020p Sittard),
āfwǭgǝ (Q020p Sittard)
|
De stukjes deeg afwegen. Men kan met de hand afwegen. Hiertoe wordt het deeg op de bank gebracht en met een steker in stukjes verdeeld die op een balans (schaal) afgewogen worden (Schoep blz. 98). Men kan ook met de afweegmachine wegen. Grote stukken van het deeg worden met de hand uit de trog of kuip gehaald en in de trechter van de afweegmachine geworpen, waarna ze door het mechanisme van de afweegmachine op het gewenste deeggewicht worden verdeeld (Schoep blz. 99). [N 29, 33c; N 29, 30b; N 29, 32a]
II-1
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knēǝ (Q020p Sittard),
knē̜ (Q020p Sittard),
knē̜jǝ (Q020p Sittard),
knē̜ǝ (Q020p Sittard),
knɛ̄ǝ (Q020p Sittard),
weg mengelen:
węk meŋǝlǝ (Q020p Sittard)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
25586 |
deegbollen hun broodvorm geven |
opmaken:
opmākǝ (Q020p Sittard),
toevouwen:
tuvǫwǝ (Q020p Sittard)
|
Als de bollen voldoende gerezen zijn, gaat men ze vormen tot het gewenste model. Dit houdt in dat men van de bol een deegstrook van een bepaalde lengte maakt (Schoep blz. 100). Vervolgens vouwt men de beide uiteinden van de strook naar elkaar toe. Dan vormt men een deegplak die een trapeziumvorm heeft, d.w.z. de bovenste horizontale zijde is korter dan de onderste. Tenslotte rolt men met de palm van de hand het brood in de gewenste vorm. [N 29, 36; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|