34495 |
een zandbad nemen |
ploeteren:
plutǝrǝ (Q020p Sittard)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
een krankheid onder de leden hebben:
hae haet ein krankheid ōnger de lènje (Q020p Sittard),
een ziekte onder de leden hebben:
ein ziekte onger de lènje (Q020p Sittard)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜nj (Q020p Sittard)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
24584 |
eendekroos |
eendekroos:
endekroos (Q020p Sittard),
eendemoos:
aenjemous (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
eendekroos || eendenkroos [Weijnen BN 04 (1939)]
III-4-3
|
18851 |
eenvoudig |
einfach (du.):
einfach (Q020p Sittard),
gewoon:
geweun (Q020p Sittard),
simpel:
sumpel (Q020p Sittard)
|
eenvoudig [SGV (1914)] || eenvoudig, simpel || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
armzalige hut:
ermzelige hut (Q020p Sittard)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21844 |
eenzaat |
einzelgnger (du.):
einsel gènger (Q020p Sittard)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
eer aan de vader (Q020p Sittard)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
eerlijk (Q020p Sittard),
eerlik (Q020p Sittard)
|
eerlijk || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
duvelshaor (Q020p Sittard),
duvelshāōr (Q020p Sittard),
melkhaar:
melkhāōr (Q020p Sittard),
melkshaartjes (mv.):
melkhoorkes (Q020p Sittard)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|