19390 |
etagère |
etagère:
eetagère (Q020p Sittard),
eetasjaer (Q020p Sittard),
Fr. bovenstuk van een kast
eetazjaer (Q020p Sittard)
|
etagère || Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21854 |
etalage |
etalage (<fr.):
etalage (Q020p Sittard),
kijkuit:
kiek-oet (Q020p Sittard)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20621 |
eten |
manger (fr.):
Fr, manger
manzjee (Q020p Sittard),
spikken:
larderen
sjpikke (Q020p Sittard)
|
eten
III-2-3
|
20855 |
eten (ww.) |
achelen:
bargoens
achele (Q020p Sittard),
bikken:
bikke (Q020p Sittard),
eten:
éétə (Q020p Sittard),
Aet dattet dichgout deit: laat het je smaken Gout aete en drénke is den hauve kos: uitnodiging om flink toe te tasten Gout aete en drénke hiljt lief en zeel biejein: uitnodeging om flink toe te tasten Dao is het gout van saete en drénke: dat is een goed kosthuis Hae haet de kos veur ?t aete: voor zijn levensonderhoud behoeft hij niets te betalen
aete (Q020p Sittard),
hachelen:
bargoens Doe kéns mich de bout hachele: je kunt me gestolen worden "bout"is letterlijk "drol
hachele (Q020p Sittard)
|
eten [RND]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
soepterrine:
soptrien (Q020p Sittard)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
breuzel:
breuzel (Q020p Sittard),
etensresten:
ēͅtəsrɛs (Q020p Sittard),
kliekjes:
kliekskes (Q020p Sittard),
orten:
oorte (Q020p Sittard),
rammenanten:
rammenante (Q020p Sittard),
overblijfsel wordt voornamelijk in het meervoud gebruikt: de rammenante
rammenant (Q020p Sittard),
rest
rammenant (Q020p Sittard)
|
etensrest || Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || kliekje || rest van voedingsmiddelen
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
matteerie (Q020p Sittard)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
24143 |
europese kanarie |
canaillevogel:
kernaajevoogel (Q020p Sittard),
geerling:
geerling (Q020p Sittard),
wilde kanarie:
wilje kernaaje (Q020p Sittard)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23610 |
evangelie |
evangelie:
evangélie (Q020p Sittard)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbel warshout:
dǫbǝl [warshout] (Q020p Sittard)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|