22432 |
feesten |
feesten:
feeste (Q020p Sittard),
fteren (<fr.):
feteiere (Q020p Sittard)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Fêteren.
III-3-2
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fitse (Q020p Sittard)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stof:
štǭf (Q020p Sittard),
stub:
štø̜b (Q020p Sittard)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
31827 |
fijne blokschaaf |
poetsschaaf:
potsšā.f (Q020p Sittard)
|
Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.]
II-12
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fiene hagel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
fienen hagel (Q020p Sittard),
musjesstof:
mösjesjtaof (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
schrot:
sjrot (Q020p Sittard)
|
fijne hagel || fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] || mussenhagel, zeer fijne hagel (snippenhagel) || zeer fijne hagel
III-4-4
|
18121 |
fijt |
fijt:
fiet (Q020p Sittard)
|
nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20866 |
filet |
contrefilet:
Fr. contrefilet
kontərfi.lē. (Q020p Sittard)
|
lendestuk rundvlees
III-2-3
|
20511 |
filet, haas |
ezeltje:
aezelke (Q020p Sittard),
filet:
fīēləkə (Q020p Sittard),
krep:
krep (Q020p Sittard),
ossehaas:
ossəhààs (Q020p Sittard)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21853 |
filiaal |
filiaal (<fr.):
filiaal (Q020p Sittard)
|
de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32137 |
fineer |
fineer:
fin ̇ęjǝr (Q020p Sittard)
|
Dunne platen van een harde, mooie of kostbare houtsoort, die met lijm op meubels van goedkopere houtsoorten worden bevestigd. Als fineerhout worden harde, vaak tropische houtsoorten gebruikt. Respondenten uit Maastricht (Q 95) en Bilzen (Q 83) noemden de volgende soorten: acajou, mahonie, afrormosia, avodiré, teak, eiken, essen, noten en zebrano. [N 56, 10; N 56, 18; monogr.]
II-12
|