e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gelooven geloven: geluive (Sittard) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geluid van naderend onweer reutelen: reutələ (Sittard), roebelen: róbbele (Sittard), rommelen: rómmele (Sittard), ⁄t rómmelt (Sittard) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] || rommelen III-4-4
geluk chance (fr.): sjans (Sittard), geluk: gelök (Sittard) geluk III-1-4
gelukken gelingen (du.): gelinge (Sittard), goed gaan: goud gegange (Sittard) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] || gelukken III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben gelukspiemel: gelöks-pĭemel (Sittard) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemak gemak: gemaak (Sittard), ook ZND 23, 076  gemaak (Sittard) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gemaekelik (Sittard, ... ), gemekkelijk (Sittard), gemêkelik (Sittard), ook materiaal znd 23, 77  gəmɛkelik (Sittard), op zijn gemak: op zie gemaak (Sittard) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken van pas komen: van pas kómme (Sittard) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4
gemalen en gezuiverd graan tarwe: tɛrf (Sittard) Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80] II-1
gemalen schors looit: ideosyncr.  laot (Sittard) Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)] III-4-3