34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
kwee:
kwęi̯ (Q020p Sittard)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (Q020p Sittard),
gesp (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
sjoon mit gaspe (Q020p Sittard),
Zie ook sjnal.
gasp (Q020p Sittard),
snal (<du.):
sjnal (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
gesp || gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
gespeend veulen:
gǝšpēnt vȳǝlǝ (Q020p Sittard)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
densleger:
dęnšlē̜ ̞gǝr (Q020p Sittard)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
gestijfde borst:
gesjtiefde bros (Q020p Sittard),
plastron (fr.):
plastron (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gesjtigde mēs (Q020p Sittard)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasieboks:
fantazieboks (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
strepen boks:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtriepe boks (Q020p Sittard),
sjtriepeboks (Q020p Sittard),
sjtriepebóks (Q020p Sittard)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] || fantasiebroek
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (Q020p Sittard)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21319 |
getatewaal |
getaters:
getatisj (Q020p Sittard)
|
getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18828 |
getob; tobben |
geklommel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
geklommel (Q020p Sittard),
gemartel:
gemartel (Q020p Sittard),
gemartels:
gemartels (Q020p Sittard),
martelen:
martele (Q020p Sittard),
sukkelen:
suggele (Q020p Sittard)
|
gemartel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] || martelen, tobben
III-1-4
|