17808 |
geven |
geven:
gêve (Q020p Sittard)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
19146 |
gevoelig |
gevoelig:
zie het oudere: siezich
gevuilich (Q020p Sittard)
|
gevoelig
III-1-4
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevuilig (Q020p Sittard),
gevuulig (Q020p Sittard)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
koude aardappel (zn.):
kauwe aerpel (Q020p Sittard),
ongevoelig:
ongevuulich (Q020p Sittard)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (Q020p Sittard)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
25680 |
geweekt brouwgraan |
gerst:
gę̄š (Q020p Sittard)
|
Brouwgraan dat voldoende geweekt is en geschikt is om de kieming te ondergaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''kiemen''. [N 35, 17]
II-2
|
21439 |
geweer |
geweer:
gewaer (Q020p Sittard)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewölf (Q020p Sittard),
gewelfs:
gǝwø̜lǝfs (Q020p Sittard),
gewelfsel:
gǝwø̜lǝfsǝl (Q020p Sittard)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
25580 |
gewichtssteen |
loodje:
lø̄tjǝs (Q020p Sittard)
|
Gevraagd werd speciaal naar de stenen die men vroeger in plaats van gewichten gebruikte. [B 29, 33b; N 29, 105e; monogr.]
II-1
|
25611 |
gewichtsverlies |
gewichtsverlies:
gǝwextvǝrlȳ.s (Q020p Sittard)
|
Verlies van gewicht bij het bakken van brood. [N 29, 48]
II-1
|