e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gisten (er) komen schaapjes (op): kǫmǝ šø̜̄pkǝs (Sittard) Het chemisch proces dat zich afspeelt tijdens de hoofdgisting. Volgens de invuller uit Q 99 duurt het eigenlijke gisten 3 √† 4 dagen. De zegsman uit L 210 vermeldt dat de boven-gisting geschiedt bij 16 tot 18 graden Celsius. [N 35, 68; monogr.] II-2
gistkelderpersoneel zieder: zidǝr (Sittard) Het personeel dat in de gistkelder werkzaam is. [N 35, 95] II-2
gistkuip hevekuip: ø̜̄vǝkūp (Sittard) De kuip waarin men de wort bij de hoofdgisting laat gisten. De invuller uit L 250 merkt op dat men vroeger 14 √† 15 gistkuipen bezat, terwijl men tegenwoordig werkt met 7 √† 8 stuks. In Q 101 gebruikte men vroeger houten, later roestvrijstalen kuipen. [N 35, 61; N 35, 62; monogr.] II-2
gistlepel hevelepel: vǝlę̄pǝl (Sittard) Maat, vaak in de vorm van een lepel, waarmee men de afgekoelde wort en gist mengt en daarbij de juiste hoeveelheid gist afmeet. Zie afb. 10. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat men de gistlepel ook gebruikt om gist af te schuimen. Zie daarom ook het lemma ''schuimlepel''. Het "keteltje" uit Q 78 is vervaardigd uit koper. [N 35, 63] II-2
gistruimte heefkelder: ø̜̄fkęldǝr (Sittard) De ruimte waar de hoofdgisting plaatsvindt. [N 35, 85; monogr.] II-2
gistvloot bakjes: bɛkskǝs (Sittard), vlootje: (mv.)  vlø̄tjǝs (Sittard) De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.] II-2
glacé glac (fr.): glacees (Sittard), glacés (Sittard, ... ), glazees (Sittard) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glaad (Sittard) glad [SGV (1914)] III-4-4
gladde ijzerdraad draad: drǭt (Sittard), ijzerdraad: īzǝrdrǭt (Sittard), trekdraad: trēkdrǭt (Sittard), wasdraad: wɛšdrǭt (Sittard) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glas-in-loodraam glas-in-lood: glaas in lood (Sittard) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3