18914 |
ijverig |
ijverig:
ieverig (Q020p Sittard),
ijvertig:
iefertich (Q020p Sittard)
|
ijverig || met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
de sjtrāōt is einen iezel (Q020p Sittard),
iesel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
iezel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
ijzel || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iesele (Q020p Sittard),
ieselen (Q020p Sittard),
iessele (Q020p Sittard),
iezele (Q020p Sittard),
⁄t ieselt (Q020p Sittard),
(iezelde-haet gëiezelt).
iezele (Q020p Sittard)
|
ijzelen [N 22 (1963)], [SGV (1914)] || ijzelen, bevriezen van neerslag
III-4-4
|
18870 |
ijzen |
zich schuiveren:
zich sjoevere (Q020p Sittard)
|
vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
īzǝrǝ [eg] (Q020p Sittard)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q020p Sittard),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q020p Sittard)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
schephaak:
šøͅphōͅk (Q020p Sittard)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
pin:
pen (Q020p Sittard)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustraasie (Q020p Sittard),
prentje:
prentje (Q020p Sittard)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
snap-pak-krijg:
(= vooruit).
sjnap-pak-krieg (Q020p Sittard)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|