19467 |
kolenslik |
schlamm (d.):
sjlam (Q020p Sittard)
|
kolenslik
III-2-1
|
29762 |
kolenstrooier |
gruisman:
grȳsmā.n (Q020p Sittard)
|
Arbeider die de kolen tussen de steenlagen strooide. Coopman (pag. 3) merkt over de kolenstrooier op: ø̄̄De kolenstrooier houdt in de twee armen eene mand, die met fijne brokjes kolen gevuld is: met eene draaiende beweging van het bovenlichaam slaat hij de kolen uit de mand of af de mand, als zij hoog opgevuld is, zooals dit gewoonlijk gebeurt.ø̄̄ [monogr.]
II-8
|
19615 |
kom |
komp:
komp (Q020p Sittard),
kómp (Q020p Sittard),
mv kump: kommen
komp (Q020p Sittard)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kōmə (Q020p Sittard),
kùme (Q020p Sittard)
|
komen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
19699 |
komfoor |
pètrolemachine:
petrolmesjien (Q020p Sittard)
|
petroleumtoestel
III-2-1
|
20764 |
komijnekaas |
communiekaas:
komune kees (Q020p Sittard),
keumenkaas:
kömmekees (Q020p Sittard),
komijnekaas:
kemunekees (Q020p Sittard),
vlooienkaas:
vleukees (Q020p Sittard)
|
komijnekaas || Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18835 |
komisch |
schuinse mop:
sjuinse móp (Q020p Sittard)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
kómkommer (Q020p Sittard)
|
komkommer
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
kanien (Q020p Sittard),
kanīen (Q020p Sittard),
kenien (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
konijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
konijnenlook:
knīē’nəlaok (Q020p Sittard),
konijnslook:
knienslaok (Q020p Sittard),
pijp:
piep (Q020p Sittard)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|