e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kort onderrokje poeprokje: poeprökske (Sittard) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempetig: dempetig (Sittard, ... ), dempig: dempig (Sittard), kort: kort van aom (Sittard), kort van aosem (Sittard), kort van oam (Sittard) dempig [SGV (1914)] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek korte boks: korte boks (Sittard, ... ) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte dikke wortel mollenstaart: ideosyncr.  mollesjart (Sittard) Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)] III-4-3
korte onderbroek? boks: bōks (Sittard), herenonderboks: hereòngerboks (Sittard), onderboks: ōngerbōks (Sittard) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekker (Sittard, ... ), vrijschijtertje: vriesjieterke (Sittard) kort jasje || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
korteling rusthout: rø̜shǫwt (Sittard) Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.] II-9
korter maken omweg (zn.): omwèg (Sittard) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortwieken snoeien: šnø̜i̯ǝ (Sittard) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostbaar kostbaar: kosbaar (Sittard) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1