e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leunstoel leenstoel: laensjtoul (Sittard), stoel: štoͅu̯l (Sittard), zetel: zaedel (Sittard), zēͅdəl (Sittard), zetelsstoel: zaedelssjtoul (Sittard), zorg: zörch (Sittard) Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] || leunstoel III-2-1
leurder colporteur (fr.): kolporteur (Sittard), karretjeskoopman: kerkes koupman (Sittard), kramer: kreemer (Sittard), kremer (Sittard, ... ), leurder: leurder (Sittard), ronselaar: rònselaer (Sittard), venter: eine venter (Sittard) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)] III-3-1
leuren de boer opgaan: de boer op gaon (Sittard), de boer opgaon (Sittard), de boer opgoan (Sittard), Opm.:  hae geit de boer op (Sittard), het land afgaan: ’t land aafgaon (Sittard), leuren: leure (Sittard), talven: vgl. Sittard Wb. (pag. 419): talve, (Bargoens) bedelen.  talleve (Sittard) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] || leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)] III-3-1
levend vlees onder de huid leven, het -: laeve (Sittard), vlees: vleisj (Sittard) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: laever (Sittard, ... ), lē̜vǝr (Sittard) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] I-11, III-1-1
leverworst leverworst: laeverwoosch (Sittard), laeverwoosj (Sittard, ... ), lèverwoosj (Sittard, ... ), lèèverwoosj (Sittard, ... ), léverwoosj (Sittard), lééverwoo.sj (Sittard), lééverwoosj (Sittard), léévərwoosj (Sittard) leverworst [N 06 (1960)], [ZND 21 (1936)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer jonkerjan: jonkerjan (Sittard), snijder: sjnieder (Sittard), ideosyncr. libel  sjnieder (Sittard, ... ) libel [N 83 (1981)] || libel, waterjuffer III-4-2
lichaam lijf: lief (Sittard, ... ), līēf (Sittard) lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht kracht: [Lex. var. kraft: ontlening aan het duits]  zien krefte laote nao (Sittard, ... ), macht: mach (Sittard, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht leewater: leijwater (Sittard), vocht: vòch in de gevrichte (Sittard) leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2