25856 |
licht bier |
klaar bier:
klǭr bęjǝr (Q020p Sittard),
licht bier:
lex bęjǝr (Q020p Sittard)
|
Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.]
II-2
|
25161 |
licht vriezen |
kwakkelen:
kwàkkələ (Q020p Sittard),
rijmen:
rieme (Q020p Sittard),
⁄t riemp (Q020p Sittard),
⁄t riempt (Q020p Sittard)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33677 |
lichte klei |
zavel:
zāvǝl (Q020p Sittard)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
nevelig weer:
nevelig waer (Q020p Sittard)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
demi (fr.):
demi (Q020p Sittard),
demie (Q020p Sittard),
demi-saison (fr.):
demi-sezon (Q020p Sittard),
herfstjas:
herfsjas (Q020p Sittard),
seizoensjas:
sezoensjas (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
demi, sezoensjas || demi-saison || herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
26526 |
lichten |
opendraaien:
ōpǝdrɛjǝ (Q020p Sittard),
toedraaien:
tudrɛjǝ (Q020p Sittard)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw getreden:
gau getroae (Q020p Sittard),
kribbig:
kribbig (Q020p Sittard),
neutelijk:
cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)
neutelik (Q020p Sittard),
prits:
mar.: ??
pritsj (Q020p Sittard),
props:
mar.: ??
própsj (Q020p Sittard),
vregelachtig:
vreigelächtig (Q020p Sittard)
|
kregel [SGV (1914)] || kregelig || kribbig || lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lidmaat, ledematen:
ei van de ledemāōte (Q020p Sittard)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
en leeet (Q020p Sittard),
liedje:
leidje (Q020p Sittard),
lEiitsjjes (Q020p Sittard),
leitje (Q020p Sittard),
lɛ.itjə (Q020p Sittard)
|
lied [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] || Liedje.
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
leidjes (Q020p Sittard)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|