19061 |
liefde |
liefde:
leifde (Q020p Sittard)
|
liefde [SGV (1914)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
flikflooien:
flikflooien (Q020p Sittard),
knoefelen:
knoevele (Q020p Sittard),
lief houden:
leif hawte (Q020p Sittard),
pongelen:
póngele (Q020p Sittard)
|
knuffelen || liefkozen [SGV (1914)] || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leige (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [SGV (1914)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
leige=kaartspel liegen
leige (Q020p Sittard)
|
Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
27466 |
lier |
liertje:
lirkǝ (Q020p Sittard)
|
Met behulp van een motor aangedreven katrolsysteem waarmee men de kipkarren naar de voorraadplaats trekt. [monogr.]
II-8
|
17647 |
lies |
lies:
lies (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
līēs (Q020p Sittard)
|
lies [SGV (1914)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveherebeestje:
leivenheerebeesjke (Q020p Sittard),
leivenheerebeisjke (Q020p Sittard),
livveneerebeeschke (Q020p Sittard),
smoutwormpje:
sjmautwurmke (Q020p Sittard)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
onzelievevrouwebedstro:
oos leivrouw bèdstreu (Q020p Sittard),
idiosyncr. werd vroeger bij bereiding v. bowl gebruikt
O.L.Vr. bedstroo (Q020p Sittard)
|
onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)] || Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
likke (Q020p Sittard)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dākvenstǝr (Q020p Sittard)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|