31186 |
loodgieter |
pompenmaker:
pompǝmē̜.kǝrt (Q020p Sittard)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
24846 |
loof |
blader:
blaar (Q020p Sittard),
ideosyncr.
blaar (Q020p Sittard),
geblader:
gəbleer (Q020p Sittard),
loof:
loiuf (Q020p Sittard),
louf (Q020p Sittard),
lover:
louver (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
ideosyncr.
lauver (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
puimen:
puime (Q020p Sittard)
|
bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] || loof, lover
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blārǝ (Q020p Sittard)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
30797 |
looi |
looi:
lō (Q020p Sittard)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lø̄ (Q020p Sittard)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
21686 |
loon |
loon:
loon (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
verdiensten:
verdeinste (Q020p Sittard)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25605 |
loonbak |
loonbak:
lō.nbak (Q020p Sittard)
|
Deeg van brood en gebak dat aan huis is klaargemaakt en dat naar de bakker wordt gebracht om er brood of gebak van te laten bakken tegen een vergoeding. [N 29, 98; monogr.]
II-1
|
25604 |
loonbakken |
inschieten:
enšē̜jtǝ (Q020p Sittard)
|
Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98]
II-1
|
32569 |
loopmand |
loopkorf:
lǫw.pkø̜.rf (Q020p Sittard)
|
Van boven smalle, en van onder breed uitlopende mand, waarin kinderen leren lopen. Zowel aan de boven- als onderkant is deze mand open. Zie ook afb. 292. [N 40, add.; monogr.]
II-12
|
20132 |
loops |
loops:
luipsj (Q020p Sittard),
løͅi̯pš (Q020p Sittard)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|