34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kau̯vǝrtɛnj (Q020p Sittard)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
kannetje:
kenke (Q020p Sittard),
melkkannetje:
mèlkkenke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
letterlijk overgenomen
mɛ̄lkénke (Q020p Sittard),
potje:
pötje (Q020p Sittard)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
melkkar:
męlǝkkar (Q020p Sittard)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34096 |
melkkuil |
melkkuil:
mɛlkkul (Q020p Sittard)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkšpɛi̯gǝl (Q020p Sittard)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melktenj (Q020p Sittard),
mēlk tenj (Q020p Sittard),
Mv.
mèlktènj (Q020p Sittard)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zišotǝl (Q020p Sittard)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
ideosyncr.
meloen (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (Q020p Sittard)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
kneedmachine:
knē̜mašīn (Q020p Sittard)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|