e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onvolgroeide vrucht kruts: ideosyncr.  krötsj (Sittard) Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)] I-7
onvruchtbare geit steenbok: štęi̯nbok (Sittard) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare koe kwee: kwęi̯ (Sittard) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschuil: ⁄n dondersjoel (Sittard), hommelschuil: hŭmmelsjoel (Sittard), hŭmmelsjōēl (Sittard), hómmelsjoel (Sittard), (hómmelsjoele).  hómmelsjoel (Sittard), onweersbui: onwaersbuu (Sittard), ⁄n onwearsbui (Sittard) donderbui [SGV (1914)] || donderbui, onweersbui || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx hommelweer: hómmelwaer (Sittard), (hómmelwaere).  hómmelwaer (Sittard), onweer: onwaer (Sittard, ... ), ònwaer (Sittard), ônwaer (Sittard) onweer [N 22 (1963)] III-4-4
onwel niet lekker: neit lékker (Sittard) Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] III-1-2
onwennig (voelen) nog niet gewend: nog neit gewènt (Sittard) nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)] III-1-4
onzevader onzevader: oze vader (Sittard), Òòze vader (Sittard) Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)] III-3-3
onzevaderkralen onzevaders: oze vaders (Sittard) De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3
ooft ooft: mv. aof:te  ōͅf (Sittard), ooften: euf (Sittard), äöft (Sittard), èūf (Sittard), ø͂ͅf (Sittard), ‧ø͂ͅf (Sittard), vlak streepje op de o  ø͂ͅf (Sittard), snitselen: snipper  sjnitsele (Sittard) gedroogde appel || gesneden ooft || ooft || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3