e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beugelring beugelring: beugelrénk (Sittard), ring: reͅŋk (Sittard) Beugelring, ring waardoor de bal gespeeld moet worden. || De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)] III-3-2
beugeltas beugeltas: beugeltesj (Sittard), buyeltésj (Sittard) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: beuk (Sittard), bui:k (Sittard), gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beuk (Sittard), harrenkop: harrekop (Sittard) beuk [SGV (1914)] || beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beurs, overrijp rijp: rīp (Sittard) beurs [ZND 01 (1922)] III-2-3
bevallen bevallen: bevalle (Sittard, ... ), een kind krijgen: ein keindj kriege (Sittard) bevallen || Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel bevel: bevel (Sittard, ... ), bevêl (Sittard, ... ) bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevelen bevelen: bevaele (Sittard) bevelen III-1-4
bevend schudden met de huid (zich) schuddelen: šø̜dǝlǝ (Sittard) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
bevertjes rammeltje: briza  remmelke (Sittard) trilgras III-4-3
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voerhok: vǫu̯ǝrhǫk (Sittard) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6