19494 |
potkachel |
potstoof:
poͅtštoͅu̯f (Q020p Sittard),
bestaande uit gegoten ijzeren pot met aftilbaar deksel en staande op drie poten
potsjtouf (Q020p Sittard)
|
potkachel
III-2-1
|
21521 |
potlood |
potlood:
pótlood (Q020p Sittard)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21525 |
potten? |
potten:
potte (Q020p Sittard)
|
op zijn geld zitten; nauwelijks iets uit willen geven [potten, ponken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29421 |
pottenbakker |
uilewapper:
ūlǝwapǝr (Q020p Sittard
[(ook de scheldnaam voor de inwoners van Brunssum en Krawinkel-Geleen)]
)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
29425 |
pottenkoopman |
uilenkremer:
ȳ.lǝkrē.mǝr (Q020p Sittard)
|
Pottenkruier; koopman in aardewerk die met zijn handelswaar op een kruiwagen het land rondtrok. [monogr.]
II-8
|
22298 |
poule |
poule (fr.):
poel (Q020p Sittard)
|
Inzet duivenwedvluchten, Fr. poule.
III-3-2
|
22299 |
poule add. |
poulen (<fr.):
poele (Q020p Sittard)
|
Geld inzetten voor wedvluchten met duiven.
III-3-2
|
27074 |
praam |
praam:
prām (Q020p Sittard)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21834 |
praatje |
praatje:
präötje (Q020p Sittard)
|
een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19320 |
pralerij |
hovaard:
hoovaart (Q020p Sittard),
kaskenades:
kaskenade⁄s (Q020p Sittard)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || pronkzucht
III-1-4
|