20801 |
raapstelenstamppot |
steelmoes:
sjteelmous (Q020p Sittard),
sjteilmous (Q020p Sittard)
|
raapstelen
III-2-3
|
33272 |
raapzaadolie |
smout:
šmau̯t (Q020p Sittard)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q020p Sittard),
vreemd:
vraem (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
vrêm (Q020p Sittard)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd, raar
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (Q020p Sittard),
wauwelen:
wauwele (Q020p Sittard)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
schol:
šǫl (Q020p Sittard)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
raabarber (Q020p Sittard)
|
rabarber
I-7
|
19224 |
raden |
geraden:
geraoi:en (Q020p Sittard),
geraoje (Q020p Sittard),
raden:
rao (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
raoe (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
raoje (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
raoë (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
rāōe (Q020p Sittard),
roaë (Q020p Sittard)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijs:
radies (Q020p Sittard),
redies (Q020p Sittard)
|
radijs
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
radio (Q020p Sittard)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32189 |
radmaker |
radermaker:
rārmē̜.kǝr (Q020p Sittard
[(meervoud: rārmē̜kǝš)]
)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|