e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roede, maat van 4,5 m roede: roede (Sittard) de maat die een lengte aangeeft van 4.5 m [N 91 (1982)] III-4-4
roeien roeien: roeije (Sittard) door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)] III-3-1
roek zaadkraai: zaodkrao (Sittard), zòòtkròò (Sittard) roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roekoeën roekoeken: roekoeë (Sittard), roekoen: roekoewe (Sittard) Roekoeken, kirren. || Roekoeën van duiven. III-3-2
roep bij verstoppertje spelen koekepiep: koekepiep (Sittard) Kiekeboe. III-3-2
roep- en lokwoord voor de kip tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Sittard) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe dè, dè, dè: tę tę tę (Sittard), kom dè: kǫm dē̜ (Sittard) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kalf kom dè: kǫm dē̜ (Sittard), poetje: putjǝ (Sittard) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken kuik, kuik, kuik: kyk, kyk, kyk (Sittard) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: køš, køš, køš (Sittard) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12