e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rondslenteren, ronddolen dweilen: dweiële (Sittard), i.e. doelloos heen en weer lopen.  dweiële (Sittard), met de ziel onder de arm lopen: hae löp mit zien zeel onger d`n erm (Sittard), zwabberen: sjwabbere (Sittard) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
rongblokken schemelblokken: šēmǝlblø̜k (Sittard) Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.] I-13
rongen schemelrongen: šēmǝlrōŋǝ (Sittard) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen ijzeren oren: izǝrǝ ōrǝ (Sittard) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbonte koe van het donkerrode type roodbont (bijvgl. nmw.): rōtbǫntj (Sittard) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type lichtbont (bijvgl. nmw): lextbǫntj (Sittard) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roodborstje roodborstje: roodbuske (Sittard), roodbörsjke (Sittard), rootbusjke (Sittard, ... ), rootbuske (Sittard) roodborst || roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1
roodborsttapuit wijntappertje: wientepperke (Sittard) roodborsttapuit III-4-1
roodvonk roodvonk: roodvònk (Sittard) Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)] III-1-2
roof(je) (korst op een wonde) roof(je): roaf (Sittard), rööfke (Sittard) Een roofje (korstje) op een wond. [DC 14 (1946)] || roof, korst [SGV (1914)] III-1-2