17931 |
rondslenteren, ronddolen |
dweilen:
dweiële (Q020p Sittard),
i.e. doelloos heen en weer lopen.
dweiële (Q020p Sittard),
met de ziel onder de arm lopen:
hae löp mit zien zeel onger d`n erm (Q020p Sittard),
zwabberen:
sjwabbere (Q020p Sittard)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34597 |
rongblokken |
schemelblokken:
šēmǝlblø̜k (Q020p Sittard)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
schemelrongen:
šēmǝlrōŋǝ (Q020p Sittard)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
ijzeren oren:
izǝrǝ ōrǝ (Q020p Sittard)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
roodbont (bijvgl. nmw.):
rōtbǫntj (Q020p Sittard)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
lichtbont (bijvgl. nmw):
lextbǫntj (Q020p Sittard)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
24237 |
roodborstje |
roodborstje:
roodbuske (Q020p Sittard),
roodbörsjke (Q020p Sittard),
rootbusjke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
rootbuske (Q020p Sittard)
|
roodborst || roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24238 |
roodborsttapuit |
wijntappertje:
wientepperke (Q020p Sittard)
|
roodborsttapuit
III-4-1
|
18043 |
roodvonk |
roodvonk:
roodvònk (Q020p Sittard)
|
Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
roof(je):
roaf (Q020p Sittard),
rööfke (Q020p Sittard)
|
Een roofje (korstje) op een wond. [DC 14 (1946)] || roof, korst [SGV (1914)]
III-1-2
|