26668 |
rosmolen |
mange (fr.):
manege (Q020p Sittard),
manèzje (Q020p Sittard),
manège (fr.):
manē̜žǝ (Q020p Sittard)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)]
I-4, I-7
|
20955 |
rot |
rot:
ideosyncr.
rot (Q020p Sittard),
vuil:
vōēl (Q020p Sittard)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
foeka:
fookaa (Q020p Sittard),
gerot:
ideosyncr.
gerot (Q020p Sittard),
rot:
ideosyncr.
rot (Q020p Sittard),
snofrot:
sjnófrot (Q020p Sittard),
verschrompeld:
ideosyncr.
verschrömpeld (Q020p Sittard),
vuil:
vōēl (Q020p Sittard)
|
rot (bijna), bedorven van fruit ed || Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] || Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] || verrot, helemaal —
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtštrǭl (Q020p Sittard)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
rotten:
ideosyncr.
gerot (Q020p Sittard),
verschrompelen:
ideosyncr.
verschrömpeld (Q020p Sittard),
vuilen:
voele (Q020p Sittard)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] || rotten van vruchten e.d.
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
vuilen:
voele (Q020p Sittard)
|
rotten v vruchten ed
I-7
|
20426 |
rouwband |
rouwband:
roubanjt (Q020p Sittard)
|
rouwband
III-2-2
|
20421 |
rouwbrief |
dodenbrief:
doodebreif (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
rouwbrief:
roubreif (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
rouwbrief || Rouwbrief.
III-2-2, III-3-3
|
20424 |
rouwdragen |
rouwdragen:
roudraage (Q020p Sittard)
|
rouwdragen
III-2-2
|
20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
rouwmutsj (Q020p Sittard)
|
muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)]
III-2-2
|