e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rosmolen mange (fr.): manege (Sittard), manèzje (Sittard), manège (fr.): manē̜žǝ (Sittard) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] I-4, I-7
rot rot: ideosyncr.  rot (Sittard), vuil: vōēl (Sittard) Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] III-2-3
rot, van fruit foeka: fookaa (Sittard), gerot: ideosyncr.  gerot (Sittard), rot: ideosyncr.  rot (Sittard), snofrot: sjnófrot (Sittard), verschrompeld: ideosyncr.  verschrömpeld (Sittard), vuil: vōēl (Sittard) rot (bijna), bedorven van fruit ed || Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] || Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] || verrot, helemaal — I-7
rotstraal rotstraal: rǫtštrǭl (Sittard) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
rotten rotten: ideosyncr.  gerot (Sittard), verschrompelen: ideosyncr.  verschrömpeld (Sittard), vuilen: voele (Sittard) Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] || rotten van vruchten e.d. III-2-3
rotten, van fruit vuilen: voele (Sittard) rotten v vruchten ed I-7
rouwband rouwband: roubanjt (Sittard) rouwband III-2-2
rouwbrief dodenbrief: doodebreif (Sittard, ... ), rouwbrief: roubreif (Sittard, ... ) rouwbrief || Rouwbrief. III-2-2, III-3-3
rouwdragen rouwdragen: roudraage (Sittard) rouwdragen III-2-2
rouwpoffer/rouwmuts rouwmuts: rouwmutsj (Sittard) muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] III-2-2