21364 |
ruw, hard |
ruw:
roe (Q020p Sittard),
roew (Q020p Sittard),
wreed:
vgl. Sittard Wb. (pag. 474): vree, hard; harteloos, ongemanierd; ruw, niet glad; taai. ne vreeë kael, een hard en onaangenaam mens.
vree (Q020p Sittard)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
roe (Q020p Sittard),
rōē (Q020p Sittard),
wreed:
vree (Q020p Sittard)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
31825 |
ruwe blokschaaf |
gerfschaaf:
gɛrfšā.f (Q020p Sittard)
|
Blokschaaf zonder keerbeitel, die wordt gebruikt om stukken hout ruw af te schaven. Ruw schaafwerk werd in Herten (L 330), Stein (Q 15), Geulle (Q 18), Bilzen (Q 83) en Mechelen (Q 204a) met de voorloper gedaan. Zie ook het lemma ɛvoorloperɛ.' [N 53, 56; monogr.]
II-12
|
29731 |
ruwe stenen |
rauwe stenen:
rǫwǝ štęjn (Q020p Sittard),
zonnebakkers:
zonǝbɛkǝš (Q020p Sittard
[(groot formaat handvormstenen: in de zon gedroogd en niet gebakken)]
)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
ruzie:
ruzie (Q020p Sittard)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
tintelen:
Die kénjer doon niks angesj wie zich hènsjelen en tènjtsjele, die kinderen doen niets anders dan kibbelen en twisten.
tènjtsjele (Q020p Sittard)
|
twisten, krakelen
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
sabbele (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
NB: zoeke = zuigen.
zabbele (Q020p Sittard)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23423 |
sacramentsaltaar |
hoofdaltaar:
hoofaltaor (Q020p Sittard)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
kluis:
klous (Q020p Sittard)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23680 |
sacramentsweek |
sacramentsweek:
sakremenstswèèk (Q020p Sittard)
|
Een sacramentenweek (iedere dag wordt een ander sacrament behandeld en daarbij passende geestelijke oefeningen gehouden]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|