e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijenvolk bij: bi (Sittard) Bijenkolonie of bijenstaat. Een bij, zowel de koningin als de werkbij als de dar, leeft uitsluitend in en voor een gemeenschap, ook wel het bijenvolk genoemd. Het aantal volwassen bijen dat een volk uitmaakt, schommelt tussen 20.000 en 80.000. Hierbij zijn de jonge bijen niet inbegrepen. [N 63, 29e; Ge 37, 6; monogr.] II-6
bijgooier bijsmijter: bīšmītǝr (Sittard), doorsteker: dōrštēkǝr (Sittard) De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.] I-4
bijkeuken, achterkeuken bijkeuken: biekeuke (Sittard) bijkeuken III-2-1
bijl waarmee men het slachtvee klooft bijl: bil (Sittard) Zie ook het lemma ''slachtbijl''. [N 28, 90; monogr.] II-1
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt bijl: bil (Sittard) Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49] II-1
bijldrager van de schutterij bijlenman: bieleman (Sittard) Bijldrager die de schutterij voorafgaat. III-3-2
bijleggen bijlappen: bielappe (Sittard), lappen: lappe (Sittard) Bijpassen, bijbetalen. || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)] III-3-2
bijten bijten: 1a-m  biete (Sittard) bijten [ZND 21 (1936)] III-2-3
bijweg binnenpad: bénnepaad (Sittard) een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)] III-3-1
bikbijltje krabber: krabǝr (Sittard) Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c] II-9