28445 |
bijenvolk |
bij:
bi (Q020p Sittard)
|
Bijenkolonie of bijenstaat. Een bij, zowel de koningin als de werkbij als de dar, leeft uitsluitend in en voor een gemeenschap, ook wel het bijenvolk genoemd. Het aantal volwassen bijen dat een volk uitmaakt, schommelt tussen 20.000 en 80.000. Hierbij zijn de jonge bijen niet inbegrepen. [N 63, 29e; Ge 37, 6; monogr.]
II-6
|
33088 |
bijgooier |
bijsmijter:
bīšmītǝr (Q020p Sittard),
doorsteker:
dōrštēkǝr (Q020p Sittard)
|
De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.]
I-4
|
19689 |
bijkeuken, achterkeuken |
bijkeuken:
biekeuke (Q020p Sittard)
|
bijkeuken
III-2-1
|
25440 |
bijl waarmee men het slachtvee klooft |
bijl:
bil (Q020p Sittard)
|
Zie ook het lemma ''slachtbijl''. [N 28, 90; monogr.]
II-1
|
25460 |
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt |
bijl:
bil (Q020p Sittard)
|
Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49]
II-1
|
23163 |
bijldrager van de schutterij |
bijlenman:
bieleman (Q020p Sittard)
|
Bijldrager die de schutterij voorafgaat.
III-3-2
|
21804 |
bijleggen |
bijlappen:
bielappe (Q020p Sittard),
lappen:
lappe (Q020p Sittard)
|
Bijpassen, bijbetalen. || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21102 |
bijten |
bijten:
1a-m
biete (Q020p Sittard)
|
bijten [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
21156 |
bijweg |
binnenpad:
bénnepaad (Q020p Sittard)
|
een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29948 |
bikbijltje |
krabber:
krabǝr (Q020p Sittard)
|
Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c]
II-9
|