26608 |
aanladen |
toelopen:
tulǫwpǝ (Q020p Sittard)
|
Het toegeplakt raken van het scherpsel van de molenstenen als gevolg van deegachtig meel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛaangeladen, toegemalenɛ.' [N O, 34n; Vds 181; Coe 147; Grof 173]
II-3
|
25812 |
aanlaven |
bijvullen:
bivø̜lǝ (Q020p Sittard)
|
De gistvaten en de legervaten bijvullen tijdens de gisting. Volgens de invuller uit P 180 gebeurt dit bijvullen opdat de gist kan weglopen. [N 35, 81]
II-2
|
23162 |
aanloop |
aanloop:
aaluip (Q020p Sittard)
|
Aanloop.
III-3-2
|
34182 |
aanmelken |
aantrekken:
aantrekken (Q020p Sittard)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
aanrëk (Q020p Sittard)
|
aanrecht
III-2-1
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
riege (Q020p Sittard)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
ring:
rę.ŋk (Q020p Sittard)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
18887 |
aanstaan |
bekken:
boven de eerste e een punt
bekke (Q020p Sittard),
bevallen:
bevallen (Q020p Sittard)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || bevallen
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
eerste keer dekken:
ēštǝ kēr dɛkǝ (Q020p Sittard)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
18970 |
aanstoot geven |
ergeren:
ergeren (Q020p Sittard)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|