e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwbes klatsballetje: ideosyncr.  klatsjbelke (Sittard) De vruchtjes van deze struik (appeltje, witappeltje, klasballeke, baffel, kraakbes, ei, knetserke, klokkebei). [N 82 (1981)] III-4-3
sneeuwbui sneeuwbui: ein sjneebuu (Sittard), schneejbuuj (Sittard), sjneebuuj (Sittard), ⁄n sneebuij (Sittard) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: schnieje (Sittard), sjnieje (Sittard), sjnīē:ə (Sittard), (sjniedde, haet gsjniet)  sjnieje (Sittard), (sjniede-haet gesjniet).  sjnieë (Sittard) sneeuwen [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklok: galanthus nivalis  sjneeklok (Sittard), sneeuwklokje: idiosyncr.  sjneeklókske (Sittard) sneeuwklokje || Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwman sneeuwman: sjneeman (Sittard) Sneeuwpop. III-3-2
sneeuwx sneeuw: schnee (Sittard), schneej (Sittard), sjnee (Sittard, ... ), sjnee: (Sittard), sjnééə (Sittard), snee (Sittard) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND], [SGV (1914)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snel, vlug vief: viet (Sittard), vlot: vlot (Sittard) snel, vlug || snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneuvelen sneuvelen: sjneuvele (Sittard), sneuvele (Sittard) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] || sneven (sneuvelen) [SGV (1914)] III-3-1
snijarmen en drijfarmen in de voormaler messer en drijvers: mɛtsǝr ɛn drī̄vǝrs (Sittard), mɛtsǝr ɛn drī̄vǝš (Sittard) De schuine messen en rieken die in de voormaler ronddraaien, de dwarsarmen van de verticale as. [N 98, 90; monogr.] II-8
snijbank, werkbank trekbok: tręk˱bǫk (Sittard) De bank waarop de duigen worden bewerkt. Er zijn diverse uitvoeringen van de snijbank, maar meestal bestaat ze uit een werkblad op vier poten dat op een, eveneens van vier poten voorziene, zitbank is bevestigd. In het werkblad en de daaronder geplaatste bank bevindt zich een sleuf waarin een, om een as draaibare, houten stijl is aangebracht. Aan de bovenzijde van de stijl is een klemkop bevestigd, aan de onderzijde een trede. De kuiper zit schrijlings op de zitbank en bedient met zijn voet door middel van de trede de klemkop waarmee het te bewerken materiaal op het werkblad wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 212. De snijbank werd oorspronkelijk ook gebruikt door de hoepelmaker. Het hout voor de hoepels werd op deze bank op dikte en maat gesneden. Vgl. ook het woordtype repenbank. [N E, 18; A 32, 1; monogr.] II-12