21620 |
biljet van twintig frank |
twintig frank:
twintig frang (Q020p Sittard)
|
20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
briefje van twintig:
ei breifke van twintig (Q020p Sittard),
ps. invuller heeft voor de waarde geen fonetische notering gegeven!
em breifke van 20 (Q020p Sittard),
twintig gulden:
twintig guije (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
briefje van vijfentwintig:
ei breifke van vief en twintig (Q020p Sittard),
ps. invuller heeft voor de waarde geen fonetische notering gegeven!
em breifke van 25 (Q020p Sittard),
geelgors:
vgl. Sittard Wb. (pag. 108): gaelgór, geelgors, Emberiza citrinella.
ein gaelgòr (Q020p Sittard),
vijfentwintig gulden:
vief en twintig guije (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
viefentwintig guije (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
vijfhonderd frank:
viefhonderd frang (Q020p Sittard)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
vijftig frank:
vieftig frang (Q020p Sittard)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
briefje van vijftig:
ei breifke van vieftig (Q020p Sittard),
ps. invuller heeft voor de waarde geen fonetische notering gegeven!
em breifke van 50 (Q020p Sittard),
vijftig gulden:
fieftig guije (Q020p Sittard),
vieftig guije (Q020p Sittard)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (Q020p Sittard)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
21878 |
billijk |
schappelijk:
sjappelik (Q020p Sittard)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29408 |
binder |
binder:
bęnjǝr (Q020p Sittard)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbēr (Q020p Sittard)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|