33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
gangdeur:
gaŋk˱dø̄r (Q020p Sittard)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
19444 |
binnenplaats |
goedje:
guitje (Q020p Sittard)
|
Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalot (<fr.):
kalot (Q020p Sittard),
kalotje (<fr.):
kalotje (Q020p Sittard),
kelötje (Q020p Sittard),
mutsje:
mötsjke (Q020p Sittard)
|
kalot (rond klein mutsje voor mannen) || mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21820 |
binnensmonds praten |
prevelen:
prevele (Q020p Sittard)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
averechts:
averechts (Q020p Sittard),
krangs:
krans (Q020p Sittard)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
bennetesj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
bènnetesj (Q020p Sittard),
bénnetèsj (Q020p Sittard)
|
binnenzak || binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
cinema (Q020p Sittard),
sinnemaa (Q020p Sittard),
Karte 240.
cinema (Q020p Sittard),
film:
Karte 240.
film (Q020p Sittard)
|
(Ich gehe ins) Kino. || Cinema. || Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33936 |
bit |
gebit:
gebēt (Q020p Sittard)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
33938 |
bitringen |
teugelringen:
(enk)
tø̄gǝlrēŋk (Q020p Sittard)
|
De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44]
I-10
|
19352 |
bits |
<omschr.> scherpe tong:
Note v.d. invuller (zie ná vraag 97):
sjèrpe tòng (Q020p Sittard)
|
vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)]
III-3-1
|