e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnendeur tussen woonhuis en stal gangdeur: gaŋk˱dø̄r (Sittard) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenplaats goedje: guitje (Sittard) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen kalot (<fr.): kalot (Sittard), kalotje (<fr.): kalotje (Sittard), kelötje (Sittard), mutsje: mötsjke (Sittard) kalot (rond klein mutsje voor mannen) || mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnensmonds praten prevelen: prevele (Sittard) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten averechts: averechts (Sittard), krangs: krans (Sittard) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3
binnenzak binnentas: bennetesj (Sittard, ... ), bènnetesj (Sittard), bénnetèsj (Sittard) binnenzak || binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bioscoop cinema: cinema (Sittard), sinnemaa (Sittard), Karte 240.  cinema (Sittard), film: Karte 240.  film (Sittard) (Ich gehe ins) Kino. || Cinema. || Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
bit gebit: gebēt (Sittard) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen teugelringen: (enk)  tø̄gǝlrēŋk (Sittard) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bits <omschr.> scherpe tong: Note v.d. invuller (zie ná vraag 97):  sjèrpe tòng (Sittard) vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-3-1