21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtempele (Q020p Sittard),
Karte 422.
stempel(e)n (Q020p Sittard)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
toonijzer:
tooniezer (Q020p Sittard)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
schutting:
sjötting (Q020p Sittard)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
stenen pot:
schteine pot (Q020p Sittard),
sjteine pot (Q020p Sittard)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
29923 |
stenendrager |
stenenschurger:
štęjnšø̜rǝgǝr (Q020p Sittard)
|
De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.]
II-9
|
20417 |
sterfbed |
doodsbed:
dootsbët (Q020p Sittard),
sterfbed:
sjterfbët (Q020p Sittard)
|
sterfbed
III-2-2
|
30001 |
sterke trasmortel |
trasspecie:
trasspēsi (Q020p Sittard)
|
Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b]
II-9
|
20323 |
sterven |
creperen:
krǝpęi̯ǝrǝ (Q020p Sittard),
ideosyncr.
krepeiert (Q020p Sittard),
de kaars gaat hem uit:
de kaers geut ’m oet (Q020p Sittard),
doodgaan:
dootgaon (Q020p Sittard),
hemelen:
heemele (Q020p Sittard),
kapotgaan:
kapot gaon (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
kapot˲gǭn (Q020p Sittard),
peigeren:
Jiddisj
peigere (Q020p Sittard),
peren:
cf. VD s.v. "peren"3. weggaan, pleite gaan
pirre (Q020p Sittard),
sterven:
sjterve (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
uitgaan:
oetgaon wie e kaerske = stil en vredig sterven
oetgaon (Q020p Sittard)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || doodgaan, sterven || hij gaat sterven || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)] || sterven (uitgaan) || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
afsterven:
aafsjterve (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
25195 |
sterx |
ster:
sjtar (Q020p Sittard),
(sjtarre-sjterke). ps. boven de e (van sjter...) moet nog een punt staan; deze combinatieletter is niet te maken (betekent: korte vocaal als in het Ned. bek, gek).
sjtar (Q020p Sittard)
|
ster || ster (hemellichaam)
III-4-4
|