e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trant gang: de gank (Sittard) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trap trap: eine sjmaalen trap (Sittard), trap (Sittard), verklw. trepke  trap (Sittard) Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || trap || trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trap: trap (Sittard), trapladder: traplödder (Sittard) trapladder III-2-1
trapleuning leen: lē̜n (Sittard), trapleen: traplaen (Sittard) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] || trapleuning II-9, III-2-1
traploper loper: luiper (Sittard), uithuizig mens  luiper (Sittard), overloper: overloper, deserteur  euverluiper (Sittard) extra loper om traploper te beschermen || gang- of traploper || loper, lang smal tapijt in gang of trap III-2-1
trappelen trappelen: trappelen (Sittard) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2
trappelende bewegingen maken trampelen: trāmpǝlǝ (Sittard) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
traproede roetje: ruitje (Sittard) Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)] III-2-1
trechter trechter: trechter (Sittard) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Sittard) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1