e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trotsheid grootsigheid: greutsjigheid (Sittard) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] III-1-4
trouwboekje trouwboekje: troubuikske (Sittard) trouwboekje III-2-2
trouwen trouwen: troue (Sittard), trouwe (Sittard, ... ) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] || huwelijk [SGV (1914)] || trouwen III-2-2
trouwkostuum bruidegom bruidskostuum: broetskestuum (Sittard) pak van de bruidegom III-2-2
trouwpak bruidskostuum: broetskestuum (Sittard), trouwkostuum: trouwkostuum (Sittard), trouwpak: trouwpak (Sittard, ... ) pak van de bruidegom || trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trouwring trouwring: trourénk (Sittard) trouwring III-2-2
trui maillot (fr.): majoo (Sittard), tricot (fr.): tricot (Sittard, ... ), trikkoo (Sittard), triko (Sittard), trui: damestrui (Sittard), trui (Sittard), wollen stoepje: wolle stupke (Sittard) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || Fr. maillot, tricot || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] || trui; tricot III-1-3
tuberculose t.b.c.: t.b.c. (Sittard), tering: taering (Sittard) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] || Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)] I-11, III-1-2
tuieren tuieren: tȳrǝ (Sittard) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer tuierhamer: tȳrhāmǝr (Sittard) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11