24497 |
verwelken |
verslakken:
vərsjlákkə (Q020p Sittard),
ideosyncr.
versjlakke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
droog:
ideosyncr.
dreug (Q020p Sittard),
verslakt:
versjlak (Q020p Sittard),
vərsjlák (Q020p Sittard)
|
verwelken || Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
pats:
ook: aansteller
paatsj (Q020p Sittard),
verwend nest:
verwènd nès (Q020p Sittard)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)] || verwend kind
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwunsjen (Q020p Sittard)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23179 |
verwoed kaarter |
kaartmoer:
kaartmouer (Q020p Sittard),
kaartmouwer (Q020p Sittard)
|
Hartstochtelijk kaartspeler.
III-3-2
|
29642 |
verzakt spoor ophogen |
spoor lichten:
špōr løxtǝ (Q020p Sittard)
|
[N 98, 57; monogr.]
II-8
|
21806 |
verzoek |
verzoek:
verzuik (Q020p Sittard)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen kalk:
vǝrzǭpǝ kalǝk (Q020p Sittard)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
natte spijs:
nātǝ [spijs] (Q020p Sittard),
prats:
pratš (Q020p Sittard),
weke spijs:
wē̜kǝ špēs (Q020p Sittard)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzoemen (Q020p Sittard)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|