e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolderik kruk: agrostemma githago  krök (Sittard), krukkenbloem: idiosyncr.  krukkebloum (Sittard) bolderik || Bolderik (agrostemma githago 20 tot 90 cm hoog. De stengels zijn dicht behaard; de bladeren zijn lancetvormig, spits en ongesteeld, tevens dicht behaard; de bloemen zijn lang gesteeld en afzonderlijk groeiend, de kleur is roodviolet met donkere lengtest [N 92 (1982)] III-4-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoud (Sittard), bolhout (Sittard) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen bolle wangen: bol wange (Sittard), bolle wangetjes: baòl wengskes (Sittard), opgeblazen wangen: opgeblaoze wange (Sittard) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bollen klei vormen bollen steken: bøl štē̜kǝ (Sittard) Van de hoop bereide klei met de handen of met een schop brokken afsteken die de vormbak ruimschoots konden vullen. [monogr.] II-8
bollenmaker bollensteker: bølštē̜kǝr (Sittard  [(meervoud: bølštē̜kǝš)]  ) Arbeider die de bollen klei afstak. Vaak legde hij de bollen klei ook op de vormtafel. [monogr.] II-8
bolster van de okkernoot leut: luit (Sittard), notenschaal: nootesjaal (Sittard) bolster vd noot || bolster, schil van zaad I-7
bolster van een noot notendop: ideosyncr.  nootedop (Sittard), schaal: sjāāl (Sittard), ideosyncr.  sjaal (Sittard) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bom, spon spon: špon (Sittard), špun (Sittard), spond: šponj (Sittard) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat lok: lǭk (Sittard), spondlok: šponjlǭk (Sittard), spongat: špongāt (Sittard), sponlok: šponlǭ.k (Sittard) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bomijs bol ijs: baol ies (Sittard), hol ijs: háol îês (Sittard), schol: sjòl (Sittard) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] || ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] III-4-4