30325 |
bovenlicht |
overlicht:
ø̜̄vǝrle̜jx (Q020p Sittard
[(meervoud: ø̜̄vǝrlęjxtǝr)]
)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
baovelup (Q020p Sittard)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
31711 |
bovenste handvat |
bovenste gewerf:
bovenste gewerf (Q020p Sittard)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
basquine (fr.):
baskin (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
frontje:
fruntje (Q020p Sittard),
loshangend kazavekje:
[sic; of toel.?]
loshangend kajevekske (Q020p Sittard)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] || lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21147 |
bovenstuk van een rijtuig |
imperiaal (<fr.):
Van Dale: imperiaal (<Fr.), II. zn., 1. zitgelegenheid boven op een auto- of omnibus, diligence enz.; - bak met lage rand, of een nekele rand of rekwerk op de kap van rijtuigen en motorvoertuigen, om daar koffers enz. te kunnen bergen.
imperiaal (Q020p Sittard)
|
het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenverdieping:
bōͅvəvərdeͅi̯peŋ (Q020p Sittard)
|
bovenverdieping [SGV (1914)]
III-2-1
|
20140 |
box |
looprek:
lauprèk (Q020p Sittard)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
braadpan (Q020p Sittard),
braodpan (Q020p Sittard),
braopan (Q020p Sittard),
braōpan (Q020p Sittard),
braadsketel:
braodskaetel (Q020p Sittard),
ijzeren ketel:
geen ijzeren schotel
iezere kaetel (Q020p Sittard),
kasserol:
kasserol (Q020p Sittard),
pan:
geen ijzeren schotel
pan (Q020p Sittard),
ijzeren braadpan
pan (Q020p Sittard)
|
braad- of kookpan || Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
braodwoosj (Q020p Sittard),
braotwoosj (Q020p Sittard),
broatwoosch (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
kort gebaet en ?n lang braotwoosj: een kort gebed en een goede maaltijd; korte voorbereiding voor een langdurig genot Ouch aan de langste braotwoosj kump ?n énj: aan alles komt een eind Mit ?n braotwoosj nao ?n sjénk werpe: een spiering uitgooien om een snoek te vangen
braotwoosj (Q020p Sittard),
om te braden
braòdwoosj (Q020p Sittard)
|
braadworst [N 06 (1960)], [ZND 21 (1936)] || worst [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
braef (Q020p Sittard),
een braaf kendj (Q020p Sittard),
ei braaf kèndj (Q020p Sittard),
et keindj is braaf (Q020p Sittard),
et keintj is braaf (Q020p Sittard),
et ke͂ntj is braaf (Q020p Sittard),
et kèndj is braaf (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
⁄t is e braaf kindj (Q020p Sittard),
⁄t keindj is braaf (Q020p Sittard)
|
braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|