| 24306 |
brasem |
brasem:
abramis brama
breisem (Q020p Sittard),
ideosyncr.
brasem (Q020p Sittard)
|
brasem || Hoe noemt u de brasem: een zoet- en brak watervis die voorkomt in stilstaande tot traagstromende wateren. Het lichaam is hoog en zijdelings afgeplat. De buikvinnen staan achter de borstvinnen voor de rugvin. De anaalvin is sterk ingesneden. De bovenste he [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 21840 |
brassen |
cafs afstropen:
cafee⁄s aafsjtruipe (Q020p Sittard)
|
woest en wild leven, met veel cafés bezoeken [wilden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 33983 |
brede buikriem |
buikzeel:
būk˲zęi̯l (Q020p Sittard)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
| 33692 |
brede landweg |
allee:
alē (Q020p Sittard)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
| 34080 |
brede tanden |
koeientanden:
kǫu̯tɛŋ (Q020p Sittard)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
| 33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯dē̜šǝr (Q020p Sittard),
langdorser:
laŋdē̜šǝr (Q020p Sittard)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
| 18786 |
breien |
breien:
hoase breije (Q020p Sittard),
strikken:
sjtrikke (Q020p Sittard)
|
breien [SGV (1914)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 18787 |
breinaald |
breinaald:
breijnoale (Q020p Sittard),
striknaald:
sjtriknaoj (Q020p Sittard),
sjtriknaolj (Q020p Sittard)
|
breipen || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 26589 |
breken, snijden |
breken:
brę̄kǝ (Q020p Sittard)
|
De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189]
II-3
|
| 24475 |
brem |
brem:
-
brum (Q020p Sittard),
sarothamnus scoparius
bröm (Q020p Sittard)
|
brem [DC 47 (1972)]
III-4-3
|