33482 |
aardbei |
aardbei:
aardbei (Q020p Sittard),
aartbei (Q020p Sittard),
erbel:
erbel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
érbəl (Q020p Sittard),
ideosyncr.
erbel (Q020p Sittard),
erbelle (Q020p Sittard)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]aardbei [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)]
I-7
|
20735 |
aardbeienvlaai |
aardbelenvla:
erbelevla (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
erbelevlaa (Q020p Sittard)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
aerd (Q020p Sittard),
drek:
drek (Q020p Sittard),
grond:
grŭntj (Q020p Sittard)
|
aarde || aarde (grond) [SGV (1914)] || grond, aarde
III-4-4
|
18905 |
aarden |
aarden:
aarden (Q020p Sittard),
aare (Q020p Sittard)
|
aarden, wennen || zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ē̜rdǝ pǫt (Q020p Sittard),
uiltje:
ȳlkǝ (Q020p Sittard
[(klein aarden kruikje of potje)]
)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aarden schotelen:
aerde sjotele (Q020p Sittard),
aardewerk:
aerdewerk (Q020p Sittard),
kleiwerk:
letterlijk overgenomen
klɛiwɛrk (Q020p Sittard),
porselein:
porselein (Q020p Sittard),
steengoed:
sjteingout (Q020p Sittard)
|
aardewerk || aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || steengoed, verglaasd aardewerk
III-2-1
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
abelemannetje:
awbelemenke (Q020p Sittard)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
17653 |
aars |
vot:
vǫt (Q020p Sittard)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
19283 |
aarzelen |
aarzelen:
aarzelen (Q020p Sittard),
in bedrag staan:
in bedraag sjtoan (Q020p Sittard),
treuzelen:
treuzelen (Q020p Sittard)
|
aarzelen [SGV (1914)] || bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
aos (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
harten oas (Q020p Sittard),
oaze (Q020p Sittard),
roeten oas (Q020p Sittard),
Klaaverenaos, -keuning, -dam, -boer: klaveraas, -koning, -vrouw, -boer enz.
aos (Q020p Sittard),
Sjöppenaos, -keuning, -dam of -boer: Schoppenaas, -heer, -dame, -boer.
aos (Q020p Sittard),
Sub hartenaos v/m, -keuning, -dam, -boer: hartenaas, -koning, -vrouw, -boer.
aos (Q020p Sittard)
|
2. Aas in het kaartspel. || [Aas in het kaartspel]. || Aas in kaartspel. || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|