21285 |
heer |
prins:
prîns (Q206p Slenaken)
|
heer [RND]
III-3-1
|
19915 |
hemel |
hemel:
himəl (Q206p Slenaken)
|
hemel [RND]
III-3-3
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (Q206p Slenaken)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
34145 |
herkauwen |
nirgelen:
nergǝlǝ (Q206p Slenaken)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17645 |
heup |
heup:
heujəp (Q206p Slenaken)
|
heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.t (Q206p Slenaken)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
Karte 168.
kørnər (Q206p Slenaken)
|
Eckball.
III-3-2
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
hu.əmɛs (Q206p Slenaken)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
hø̜i̯ (Q206p Slenaken)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
24328 |
hoornaar |
oreit:
horeit (Q206p Slenaken)
|
paardenwesp [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|